Hetzelfde restaurant maar
toch zo anders. De ober is verruild voor een hipster die de nieuwe naam van
deze hotspot met trots op zijn shirt lijkt te dragen. Het krijtbordje dat
wezenloos voor me ligt, somt de laatste foodtrends op.
“Mooi hoe we in liefde samen
in gesprek zijn”. Ik glimlach om de worsteling, waarmee ik haar werkelijkheid
probeer te ontcijferen te verbergen. Ik toon me wellicht zachtmoedig, omdat ik
hou van deze vrouw. Maar voor ‘in liefde’ is vertrouwen nodig en dat was al een
tijdje verdwenen.
“Sorry, wij hebben nog
niet gekeken”, verontschuldig ik me bij de jongeman met de knot, en ik vraag me
af of we deze avond überhaupt tot een besluit zullen komen.
Wat was het wat destijds als
een meedogenloze Samurai het zwaard door mijn ziel had gehaald? Zo scherp en
treffend. Pijnloos ploegend door mijn zachte vlees. Thuiskomend van onze eerste
ontmoeting pas bemerkend dat er genadeloos was toegeslagen. Mijn hand op mijn
hart. Het shirt doorweekt van een loskomende warme gloed. Verliefd.
Of ik weet wat een
commissariaatje tegenwoordig oplevert. Ik schrik op uit mijn gedachten. Met
slechts vijf mille verschil blijk ik er niet ver naast te zitten en in een snel
rekensommetje wordt mij met een zelfgenoegzame blik voorgelegd dat twee van die
commissariaatjes voldoende zijn voor een ruime voorziening in levensonderhoud.
Terwijl de leegte nog
nagalmt weet ik met moeite enige bewondering te veinzen: “Tjeetje, joh…!”
Het leven gevat in rankings
en getallen. De laatste jaren vormden een spoedcursus hoe je kon klimmen op de
H-index, wat lunches met oud-kamerleden voor je carrière kunnen doen en bij welke
opoffering de Nederlandse tennisbond je bevorderde tot speelsterkte vijf.
Waar waren onze dromen
met viltstift getekend op een uitgevouwen servet? Simpele dromen waarmee je de
poppenkast die deze wereld soms is, kon ontstijgen. Had in plaats daarvan niet
juist die wereld ons bij de enkels gegrepen om ons genadeloos te laten
struikelen?
Ik kuch. Schraap mijn
keel om me te bevrijden van dat wat me al te lang benauwt. “Ik zit al een
tijdje niet zo lekker in jouw vel.”
Deze kwinkslag verhult
wat ik eigenlijk zou willen uitschreeuwen. “Ik mis je!” Maar miste ik haar of
miste ik het perspectief op de vrouw die ze in die prille dagen samen tekenend op
ons servet zelf ook meende te zijn? De vrouw waarvan ik hoopte dat ze haar
eigen levensreis durfde te maken in plaats van het geluk vanuit haar
comfortzone naar zich toe te willen harken.
De realiteit van ons
gedroomde samen zwerven bleek wandelen in een afgebakend gebied niet te ver van
huis en binnen vastomlijnde tijden, onze sporadische theaterbezoeken verzandden
nog voor eindtijd in een excuses fluisterend gestuntel langs de rijen, zodat met
een autistische nauwgezetheid de trein van acht over half tien kon worden
gehaald, reizen om ons te verrijken met nieuwe verhalen bleef synoniem voor een
veilig bezoek eens per jaar aan haar eeuwig vertrouwde appartement tussen onveranderde Zwitserse bergen, vrij tennissen in het stadspark legde het nog altijd af
tegen strakke competitieschema’s met haar eigen team waarbij ik haar slechts via
WhatsApp kon toejuichen.
Was onze liefde dan toch
misschien niet meer geweest dan de gekunsteldheid van een zorgvuldig
geënsceneerde selfie waarin we ons aardig hadden verslikt?
“Voor mij geen toetje
meer”, gebaar ik terwijl ik mijn broekriem een paar tandjes meer ontsluit.
Zenuwachtig tol ik met een bierviltje, wachtend op haar repliek.
Dat we twee mooie mensen
zijn die daar samen kunnen uitkomen door te praten. Praten. Het is niet de
eerste keer dat ze deze oplossing aandraagt. Praten. Het is een uiting van
machteloosheid te vaak gebezigd door mensen die het vermogen missen om ook
daadwerkelijk iets te doen. Praten. Het
was die onophoudelijk uitgesproken stroom aan vooruitgeschoven plannen en beloftes
die onze chemie had uitgeblust.
Ik sta op, omdat mij nog
maar één antwoord rest op de situatie die mij inmiddels heeft uitgehold, mijn
laatste restje hoop ontoerekeningsvatbaar heeft verklaard.
“Please, doe het niet!” En
in haar smekende ogen, blauw groen zwart, meen ik nog één keer de vrouw te zien
die mijn besluit tot de grootste dwaling in mijn leven kan degraderen, al weet
ik dat haar comfortzone mij zelfs vannacht nog zal verraden.
Ik frommel in mijn zak op
zoek naar dat wat ik al jaren trouw bij me draag. Ik ontvouw de vrolijk beschreven
helften over ons tafeltje en scheur zorgvuldig over de vouwlijn. Onze eens zo gedroomde
levens een wirwar aan lijnen, uitgestippeld in hun weg omhoog.
“Ik betaal”, besluit ik
terwijl ik mijn helft weer opberg. “Maar niet langer met mijn leven.”
“Alles naar wens?” Het
knotje neemt ons in de slipstream van een blad gin tonics voor de tafel achter ons mee. “Wij willen graag de rekening”, antwoord ik, maar als ik bevestiging
wil zoeken bij mijn tafeldame blijkt de stoel tegenover mij leeg. Slechts het
stilleven van een flesje tonic en een uitgeknepen partje citroen getuigt nog
van haar aanwezigheid een luttele minuut geleden. Haar helft van het servet verdwenen.