zondag 30 april 2017

Harbour



Hetzelfde restaurant maar toch zo anders. De ober is verruild voor een hipster die de nieuwe naam van deze hotspot met trots op zijn shirt lijkt te dragen. Het krijtbordje dat wezenloos voor me ligt, somt de laatste foodtrends op.
“Mooi hoe we in liefde samen in gesprek zijn”. Ik glimlach om de worsteling, waarmee ik haar werkelijkheid probeer te ontcijferen te verbergen. Ik toon me wellicht zachtmoedig, omdat ik hou van deze vrouw. Maar voor ‘in liefde’ is vertrouwen nodig en dat was al een tijdje verdwenen.

“Sorry, wij hebben nog niet gekeken”, verontschuldig ik me bij de jongeman met de knot, en ik vraag me af of we deze avond überhaupt tot een besluit zullen komen.

Wat was het wat destijds als een meedogenloze Samurai het zwaard door mijn ziel had gehaald? Zo scherp en treffend. Pijnloos ploegend door mijn zachte vlees. Thuiskomend van onze eerste ontmoeting pas bemerkend dat er genadeloos was toegeslagen. Mijn hand op mijn hart. Het shirt doorweekt van een loskomende warme gloed. Verliefd.

Of ik weet wat een commissariaatje tegenwoordig oplevert. Ik schrik op uit mijn gedachten. Met slechts vijf mille verschil blijk ik er niet ver naast te zitten en in een snel rekensommetje wordt mij met een zelfgenoegzame blik voorgelegd dat twee van die commissariaatjes voldoende zijn voor een ruime voorziening in levensonderhoud.
Terwijl de leegte nog nagalmt weet ik met moeite enige bewondering te veinzen: “Tjeetje, joh…!”

Het leven gevat in rankings en getallen. De laatste jaren vormden een spoedcursus hoe je kon klimmen op de H-index, wat lunches met oud-kamerleden voor je carrière kunnen doen en bij welke opoffering de Nederlandse tennisbond je bevorderde tot speelsterkte vijf.  

Waar waren onze dromen met viltstift getekend op een uitgevouwen servet? Simpele dromen waarmee je de poppenkast die deze wereld soms is, kon ontstijgen. Had in plaats daarvan niet juist die wereld ons bij de enkels gegrepen om ons genadeloos te laten struikelen?

Ik kuch. Schraap mijn keel om me te bevrijden van dat wat me al te lang benauwt. “Ik zit al een tijdje niet zo lekker in jouw vel.”
Deze kwinkslag verhult wat ik eigenlijk zou willen uitschreeuwen. “Ik mis je!” Maar miste ik haar of miste ik het perspectief op de vrouw die ze in die prille dagen samen tekenend op ons servet zelf ook meende te zijn? De vrouw waarvan ik hoopte dat ze haar eigen levensreis durfde te maken in plaats van het geluk vanuit haar comfortzone naar zich toe te willen harken.

De realiteit van ons gedroomde samen zwerven bleek wandelen in een afgebakend gebied niet te ver van huis en binnen vastomlijnde tijden, onze sporadische theaterbezoeken verzandden nog voor eindtijd in een excuses fluisterend gestuntel langs de rijen, zodat met een autistische nauwgezetheid de trein van acht over half tien kon worden gehaald, reizen om ons te verrijken met nieuwe verhalen bleef synoniem voor een veilig bezoek eens per jaar aan haar eeuwig vertrouwde appartement tussen onveranderde Zwitserse bergen, vrij tennissen in het stadspark legde het nog altijd af tegen strakke competitieschema’s met haar eigen team waarbij ik haar slechts via WhatsApp kon toejuichen.

Was onze liefde dan toch misschien niet meer geweest dan de gekunsteldheid van een zorgvuldig geënsceneerde selfie waarin we ons aardig hadden verslikt?

“Voor mij geen toetje meer”, gebaar ik terwijl ik mijn broekriem een paar tandjes meer ontsluit. Zenuwachtig tol ik met een bierviltje, wachtend op haar repliek.

Dat we twee mooie mensen zijn die daar samen kunnen uitkomen door te praten. Praten. Het is niet de eerste keer dat ze deze oplossing aandraagt. Praten. Het is een uiting van machteloosheid te vaak gebezigd door mensen die het vermogen missen om ook daadwerkelijk iets te doen. Praten. Het was die onophoudelijk uitgesproken stroom aan vooruitgeschoven plannen en beloftes die onze chemie had uitgeblust.

Ik sta op, omdat mij nog maar één antwoord rest op de situatie die mij inmiddels heeft uitgehold, mijn laatste restje hoop ontoerekeningsvatbaar heeft verklaard.
“Please, doe het niet!” En in haar smekende ogen, blauw groen zwart, meen ik nog één keer de vrouw te zien die mijn besluit tot de grootste dwaling in mijn leven kan degraderen, al weet ik dat haar comfortzone mij zelfs vannacht nog zal verraden.

Ik frommel in mijn zak op zoek naar dat wat ik al jaren trouw bij me draag. Ik ontvouw de vrolijk beschreven helften over ons tafeltje en scheur zorgvuldig over de vouwlijn. Onze eens zo gedroomde levens een wirwar aan lijnen, uitgestippeld in hun weg omhoog.
“Ik betaal”, besluit ik terwijl ik mijn helft weer opberg. “Maar niet langer met mijn leven.”

“Alles naar wens?” Het knotje neemt ons in de slipstream van een blad gin tonics voor de tafel achter ons mee. “Wij willen graag de rekening”, antwoord ik, maar als ik bevestiging wil zoeken bij mijn tafeldame blijkt de stoel tegenover mij leeg. Slechts het stilleven van een flesje tonic en een uitgeknepen partje citroen getuigt nog van haar aanwezigheid een luttele minuut geleden. Haar helft van het servet verdwenen.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten