zondag 18 november 2012

Onder psychoten deel II - Sinterklaas



‘Hij komt, hij komt’, zingt de theatrale persoonlijkheid uit twee volle borsten. De paranoid kijkt verschrikt om zich heen.

De schizofreen likkebaardt tevreden. Hij mag dit jaar alle Pieten spelen. Zijn karakters dollen met de dwangmatige persoonlijkheid, die driftig al het snoepgoed sorteert.
‘Marsepein!’ smeekt de maniak die nog wel wat suikers kan gebruiken. ‘Pepernoten! Pepernoten! Pepernoten! Pepernoten!’ completeert de dwangneuroot het refrein.

‘Stijlloos!’ protesteert de borderliner die haar eigen naam even vergeten lijkt te zijn. ‘De R van Respect?’ briest ze, in argwaan wijzend op de letter die in haar broze muiltje is beland. ‘Ratelende Rebbelkont’ sist de antisociale persoonlijkheid haar toe.

Daar wordt aan de deur geklopt. ‘Wie is hier de goed heiligman!?’, bromt de narcist die geen enkele concurrentie duldt. ‘Ben ik niet jullie jarige vrind!?’ ‘Hyperdehyperdepiep hoera!’, zingt de maniak hem uitbundig toe.

Uit een hoekje klinkt gestommel. Het is de depressieveling, waarvan bovenaan het verlanglijstje een lang springtouw prijkt. De afhankelijke betrekt hem bij het gezelschap. Want ook al ziet hij zwart als roet..., hij meent het toch goed.

woensdag 17 oktober 2012

Samenwonen


‘Samenwonen’. Zoals ze het woord uitspreekt. Een wens vol liefde in haar toon gebracht. Ik neem een slok water. Mijn blik strak op het peper- en zoutstel gericht.
‘Samenwonen’, herhaal ik om tijd te rekken. Nerveus tol ik de servetring op het kraakwitte damast.
Mijn huis leent zich er goed voor. Het was een argument dat ik niet kon tegenspreken. Drie slaapkamers. Zij haar ruimte, ik mijn ruimte, klaar. Ik kijk naar mijn vriendin die juist haar tanden in een Thais kip-envelopje zet. De krokante verpakking komt als kruiende ijsschotsen omhoog. Rode kipvulling valt met een plof op haar bord.

‘Nee, dank u’, gebaar ik de ober. Zonder bijschenken wordt de Bollinger in het ijswater terug geplaatst. Geen bubbels meer voor mij. Visioenen voldoende die mijn hoofd doen bruisen. Samenwonen. Ik had het eerder gedaan. Zonder officieel plan. De schimmel had zich sluipend in mijn voegen ingevreten. Kastplank voor kastplank had de invasie plaatsgevonden. Als een langzaam optrekken naar Ieper. Mijn eigen huis een loopgraaf, waarin ik geleidelijk werd teruggedrongen. Fatsoen en respect met baggervoeten getreden.
 
Een lontje knettert als het langzaam verdrinkt in het kaarsvet. Hoe lang kan ik mijn antwoord nog rekken? Mijn vingers trekken scherpe lijnen in het servet. Als een vredesvlag plant ik de gevouwen toren naast mijn bord. Mijn blik provocerend op mijn lief gericht. Ze wiegt eeuwig kalm met haar Port. Druppels als bloedrode kralen hangen traag in haar glas.

‘Tja’, vul ik onnozel de stilte. Mijn lepeltje tikt op de bruin geblakerde korst van de crème brûlée. In ons bijzijn geflambeerd als een vlammend spektakel. ‘Tactiek verschroeide aarde’, mompel ik onhoorbaar. Mijn vrienden, mijn huis, mijn baan. Hoeveel pogingen waren er destijds ondernomen om mijn leven te ondermijnen? Om vertrouwde kanalen te ontwrichten?


‘Is het niet wat snel?’, refereer ik aan het fiasco wat ik nog geen jaar geleden de deur uit had gezet. Het kussen naast mij amper van een gespleten geest gelucht. Moeite had het me gekost om me van mijn vorige vergissing te verschonen. Me van een grande blamage te zuiveren.
 
Ze kijkt me aan met haar zalvende lach. Die glimlach. Altijd weer die glimlach. Mijn lepeltje zakt week in de vanille brei. Haar hand. Schuivend over het witte laken. Haar vingers vervlechten zich met de mijne. Één van haar ontelbare manieren om mij te vertellen ‘Ik hou van jou’. Hoe vaak hadden deze vier woorden mij in hun leegheid gevonden? Holle letters uitgewasemd als een verrottingsgeur, vermengd met de odeur van Clinique. Ik snuif nog eens diep. Alsof ik mezelf wil verzekeren niet opnieuw bedwelmd te raken door een gordijn van mosterdgas, verward met een roze wolk.
 
De rekening. ‘Mastercard!’, zeg ik terwijl ik al aanstalten maak met de ober mee te lopen. De bar omkleed met barokke kitsch die mij in veelvoud weerkaatst. ‘Mon petit Versailles’, grijns ik als ik in deze spiegelzaal met mijn handtekening de rekening vereffen. Terwijl de kassa ratelt, zie ik hoe mijn geliefde nog altijd haar onvoorwaardelijkheid uitstraalt. ‘Wat houdt me nog tegen?’, denk ik wanneer mijn hand in een vaas met snoephartjes graait. Als engelenkaartjes fluisteren de pastelkleurige teksten me toe.

‘Wacht’. ‘Nee’. ‘Help’. ‘Stop’. ‘Love’. Ik staar naar het lot dat als een anachronisme in mijn handen brandt. Een overpeinzing verliest het van een plots opkomende glimlach. Ik weet het zeker nu. De ober overhandig ik gehaast een gesuikerde fooi. Rennend baan ik me tussen de tafeltjes door. Over het hoogpolig tapijt dat me als een rode loper de weg lijkt te wijzen. Hijgend kniel ik bij mijn dame neer. Happend naar adem voor die ene boodschap. Die ene zin, waarvan het me zo moeilijk scheen hem ooit nog uit te spreken. In vrede getekend. Mijn blik op de toekomst: ‘Ja, ik wil!’





vrijdag 21 september 2012

Buitengewoon ambtenaar





Ze staat achter haar spreekstoel. De Vondelkerk. Niet een ranzige kroeg met geïmproviseerde stoelen. Nooit! Dat zijn de locaties voor collega’s. Niet voor haar. Je moet duidelijk zijn. Selectief. Ze is dan ook niet zomaar ambtenaar van de burgerlijke stand. Ze is buitengewoon ambtenaar van de burgerlijke stand. Een verschil dat telt. Tevreden gluurt ze over het publiek. Háár publiek. Want het lijkt dan wel of men voor het bruidspaar is gekomen, maar vergeten wordt dat juist  zij de dag maakt. Geef ze maar eens de kost. De prutsers. Ambtenaren die bijbeunen. Ze snuift hooghartig.

Ze verschikt wat aan haar nachtblauwe toga. Een stapeltje A4-tjes wordt een laatste maal gesorteerd. In sierletters heeft ze zich voorbereid. Zo doet ze dat. Alles draait om lijstjes. Haar inmiddels vermaarde uitsmijter bewaart ze voor het laatst. Ze grinnikt zacht. Zich verkneuterend bij de gedachte dat haar boodschap tot tranen zal roeren. Dat het juist haar motto zal zijn dat het prille paar op de goede weg helpt.

Gekuch. Ze hervat zich. Het is zaak je niet te laten afleiden. Zelfs niet door je eigen voortreffelijkheid. Trouwambtenaar zijn vraagt namelijk om leiderschap. Plichtsbesef! Trots heft ze haar hoofd. “Dames en heren, mag ik uw aandacht”. Ze blaast haar opening door de microfoon. Het geroezemoes verstomt tot in de zijbeuken. Ze glimlacht. Kijk, dit is nou die controle waaraan je een leider herkent. Hier staat een vrouw van de wereld. Hier staat één brok verantwoordelijkheid. Want die neemt ze! Ze slikt. De gedachte aan haar generositeit emotioneert haar.

De toespraak wordt ingezet met zoete spreuken. Over het huwelijk. Over de liefde. Want houden van kun je jezelf aanmeten. Houden van is een façade van woorden, geleend uit boekjes. Ze weet het zelf maar al te goed. Verhandelingen van Gibran. Citaten van Coelho. Ze kent ze allemaal. Rijen vullen haar boekenkast. De ruggen prijken parmant de kamer in, een geletterdheid veinzend.

“Da-a-a-mes en heren”, vervolgt ze. Maar haar stem hapert. Of is het de microfoon? Een ferme tik op het apparaat doet het fluitend galmen onder het kruisgewelf. “De lllliefde…”, haar tong rolt zich uit als een dikke lap. Als een volgezogen kipfilet ligt het orgaan voor in haar mond. Een dijk die het publiek wil beschermen voor het nog uit te braken Blokker-proza.

Ze krijgt het warm. Nee, heet! Was het hier nou zo broeierig? Haar hand rukt het gesteven befje los van haar natte nek. De zaal bromt een chaotische onrust. Haar bezwete bovenlip hapt hijgend in het kapje van de microfoon. “Het dak van het huwelijk lllleu-eu-eu-eunt het best op twee pilaren”. De echo van Gibran doet de kerkzuilen kreunen. Ze knippert met haar ogen. Het duizelt haar, maar juist nu is het zaak om bij de les te blijven. En dat kan ze! Krampachtig omklemt ze het blad van de katheder. Hangend over het gestoelte richt ze zich tot het bruidspaar. “Wederkerig ress…sspect” slist ze met bijval van een zweem speeksel. “Resphuh….”. Een oprisping kolkt in haar maag. Ze vermant zich. Moet zich vermannen! “Resp…buuuurp”, boert haar derde poging door het middenschip.

Doodse stilte in de zaal. Het publiek gaapt onder haar als een diepe kloof gevuld met argwaan. Ergens vanuit het Vondelpark kraait een haan. Onzeker voelt ze zich nu. Naakt voelt de string onder de rokken van haar toga. Maar ze moet zich schrap zetten. De zaal voor zich terugwinnen. De uitsmijter! Haar laatste strohalm. Ze hapt naar adem. “….Blijf het leven….vooral....door elkaars o-o-o-gen zien.”

Op de voorste rij klinkt zacht gegniffel. Een eerste proest breekt los, gevolgd door een aanzwellend gelach, golvend over de rijen. De zaal schatert het uit nu, briesend in een honend gebrul. Ze slaat nerveus met haar hamertje. Tik, tik, tik. “St-t-t-tilte!” Tik, tik, tik….

Een tak zwiept ritmisch tegen het raam als ze geschrokken om zich heen maait. Haar lakens voelen klam. Maneschijn streelt het fluwelen gewaad aan de kledingkast. Zachtjes deint het mee op de nachtelijke bries. Een greep naar haar bril op het nachtkastje. Ze ziet al jaren niet meer zo helder, maar weigert eraan toe te geven. Trillend plaatst ze het vehikel op haar neus. Een zucht van opluchting bij het zien van haar toga. Zelfs vanaf een hangertje ontleent het haar ruggengraat. Ze glimlacht om de vermeende boze droom.

“Respect!” proclameert ze met gebalde vuist vanuit haar kussen. Maar dan is ze even in vertwijfeling gebracht. Hoe spelde je dat ook alweer? Met een c of met een k-k-k-kaa? Een boertje ontsnapt aan een slaapdronken geeuw. <buuuurp> Ze giechelt. “Verhip! Hihihihi”. 




zaterdag 28 juli 2012

Een stralende teint




Ik lees het doktersrecept nog eens over. De suffixen op het briefje geven me het gevoel dat ik op zoek ben naar een klein onoverwinnelijk dorpje in Gallië. Niets is minder waar. Ik sta in de De Lairessestraat bij de De Lairesse Apotheek. De chemische graancirkel die ik betreed is een ervaring op zich. Als je niet bekend bent met CSI heb je toch op z'n minst het idee dat je in een klinisch groene capsule bent beland. Vanuit een omtrek van 360 graden word ik beschenen door een zeegroene neonverlichting achter ontelbare transparante lades. De counter hangt als een zwevende rib in de ruimte.
 
Achter mij een poster van Vichy. Het merk dat leunt op een autoriteitsargument. Verkocht door uw apotheek dus goed. Het persuasieve effect slaat mij niet over. Dagelijks bestudeer ik mijn tronie op zoek naar die beloofde stralende teint waar de verpakking van het zachtroze thermale wondermiddel over rept. Het uitblijven ervan nu. Begrijpelijk gezien de toestand waarin ik hier bij de balie van de distributeur sta.
 
Ik kijk naar de donkere dame achter de toonbank. Zie dat ze moeite heeft telkens weer die hanenpoten op witte memo's te ontcijferen. Haar sneakers piepen op de strakke gietvloer tijdens een behendige draai richting de verlichte medicijnbakken achter haar. De lades zingen soepel in de geleiders als ze er drie doosjes uitneemt.
 
"Dit is voor de insulten", verklaart ze terwijl de verpakking in de papieren zak verdwijnt. Ik hap naar adem. Volg de assistente die druk is met het afwerken van de lijst. Na een greep uit een bak worden er zes injectienaalden aan toegevoegd. "Bij iedere injectie een nieuwe naald gebruiken. Dus zes keer per dag." Kuchend sla ik met mijn vlakke hand op mijn borst. Ik zoek houvast in een zak honingdrop, haar blik in een moment van afleiding op mij gericht. "Heeft u iemand die u daarbij kan helpen?" Ik slik. Mijn huig plakt bitter in m'n keel. "In een terminale situatie heeft u recht op aanvullende verzorging", hoor ik haar toelichten. Een benauwdheid beknelt me. Ik wil weg. Zo snel mogelijk naar huis. De witte zak met de esculaap onder mijn arm geklemd.
 
"Nummer 96!" klinkt het door de ruimte. Ik kijk naar de Yin en Yang op mijn papiertje. Mijn beurt. Met een blaffende hoest overhandig ik mijn Asterix en Obelix. "Een griepje vermoed ik?" Ik knik terwijl ze het recept open vouwt. "En...", een volgende aanval onderbreekt mijn spreekbeurt. In een gelaten poging mezelf duidelijk te maken maai ik mijn lusteloze hand richting de roze grafische print achter haar. Ze draait zich om. "En een flesje Vichy reinigingsmousse", weet ze mijn zin af te maken. Ik glimlach. Die stralende teint. Daar gaat het om.



woensdag 18 juli 2012

De smaak van aardbeien





Ze passeert het elektronische poortje. De C1000. Nooit de Albert Heijn. Dat is de winkel van haar ex. En zelfs dan weet je het maar nooit. Ook die zou haar ontrouw eens kunnen uiten. Voorzichtigheid is dus geboden. Ja, voorzichtigheid. Dat is waar het om gaat. Dat je goed op je hoede blijft. De controle niet verliest. Nooit! En daar ligt nou juist haar kracht weet ze zelf. Haar ogen glunderen vergenoegd.

Ze duwt het karretje voor zich uit. Een keurig gevouwen papier wordt uit de zak gehaald. Het boodschappenlijstje. De ingrediënten in lange letters onder elkaar gerangschikt. Parmigiana zal ze vanavond maken. Een gerecht dat het altijd goed doet. Ook bij haar nieuwe liefde. Of was het dan toch die ene afbrekende opmerking van haar oude...? Ach. Wat doet het er ook toe. Ze wuift een gedachte weg. Met gedecideerde tred rolt ze het wagentje langs de schappen. Voor haar geen zwengelende wieltjes, weifelend voor iedere reclamezuil. Haar doel is duidelijk. Het lijstje een leidraad.

Voor het vak met sanitaire benodigdheden houdt ze in. Twee pakjes tampons waarvan de inhoud in de kartonnen verpakking rammelt als de doosjes op het stalen raster van het karretje kletteren. Zevenenveertig jaar maar nog steeds wordt ze ongesteld. Trots is ze op haar lichaam. Op feestjes informeert ze heimelijk bij haar leeftijdsgenoten. De benchmark. "Iedere maand kan ik er de klok op gelijk zetten", meldt ze de gasten ongevraagd. Terwijl ze het zegt, vult haar maag zich met angst. De angst voor de vergankelijkheid. De angst niet meer terug te kunnen vallen op een ooglidcorrectie, op een nieuwe glimlach vol facings. De angst alleen over te blijven. Met zichzelf. De knokkels van haar handen kleuren wit als ze krampachtig de duwstang omklemt. Maar ze hervat zich snel. Met haar nieuwe liefde claimt ze zekerheid. Toch?

De gang door de paden wordt voortgezet. De tegeltjes weerkaatsen de kilheid van haar klakkende hakken. Een volgende stop. Haar hand wil naar de tissues grijpen. Ze bedenkt zich net op tijd. Schichtig kijkt ze om zich heen. Want je weet het maar nooit. Een ongenode voyeur zou kunnen denken dat ze nog verdrietig is. Een voorraad zakdoekjes inslaat voor het gesnotter en getetter. Stel je voor! Ze grijnst. Kijk, dit is nou precies die controle die zij als geen ander beheerst.

Op naar de hapjes en de snacks. Olijven en exclusieve kaasjes. Gezelligheid kun je kopen. Gezelligheid is een borrel met nootjes om vier uur. Gezelligheid is een weekendje weg. Een culinair verblijf in een chique hotel op Texel, de Veluwe, Cannes, Nice. Ja, Nice! Een tip uit een kwaliteitskrant. Ze had 'm destijds uitgescheurd. Bewaard bij alle andere vijf sterren tips. Wat hadden ze daar genoten. Ze verkneukelt zich bij een bakje pistachenootjes alsof het een herinnering draagt. Hup in de wagen.
Even weer die vluchtige blik door de winkel. Zouden de mensen wel zien hoe gelukkig ze is? Hoe goed ze haar leven voor elkaar heeft? Twitter. Facebook. De digitale weg naar de buitenwereld. Een schreeuwende etalage smekend om bevestiging. Benutte ze dit platform wel voldoende? En op hoeveel vrienden zat ze nu eigenlijk? De laatste maanden waren er toch vele namen aan de lijst toegevoegd. Namen achter gezichten die ze in gezelschappen had ontmoet. Mijn God, wat hadden ze om haar gelachen! Ze hadden haar geprezen om haar immer succesvolle act. In de luttele seconden waarin ze haar beheersing laat gaan, slaat haar vlakke hand op de wagen.

Nog hoofdschuddend duwt ze het karretje richting uitgang. Een korte onderbreking bij de ramen van het vriesvak. Ze werpt een tevreden blik in de bevroren spiegel voordat ze haar aankopen afrekent. De kassa. Haar keurig afgewerkte lijstje rolt gecontroleerd over het zwarte rubber. En dan bevangt haar toch weer even die schrik. Onveilig voelt ze zich als ze de bederfelijke gezelligheid op de loopband voorbij ziet glijden. Boodschappen als illusies waarvan de houdbaarheidsdatum snel verstreken raakt. Ze voelt zich betrapt. Bespied. De buitenwereld altijd op de loer om haar te verraden. Een laatste daad zal ze moeten stellen om hen te slim af te zijn. Haar omgeving op een dwaalspoor te zetten.

"Mag ik één pakje condooms met aardbeiensmaak?" roept ze resoluut. Een gevoel van triomf maakt zich van haar meester. Een giechel ontsnapt. Ze lacht. Ze lacht harder. Ze schatert het uit nu. De rij achter haar in verwarring achter zich latend. Zij de enige die de waarheid kent. De enige die weet dat ze helemaal niet van aardbeien houdt.






zaterdag 30 juni 2012

Onder psychoten



Blauwe spruitjes worden er geteeld volgens de theatrale persoonlijkheid. De narcist kijkt laatdunkend op haar neer, wetende dat hier uiteindelijk toch zijn plannen grond zullen vinden. "Manie, manie, manie!" roept de schizofreen die de narcist doorziet. "It's all about the manie" klagen al zijn ikken in koor. De antisociale persoonlijkheid houdt zich afzijdig, zorgvuldig gadegeslagen door de paranoid die in het samenzijn een complot vermoedt waarin hem groot onrecht wordt aangedaan. Nergens wordt hij bij betrokken.
 
"Ja, verlaat mij maar weer. Ik kan het toch nooit goed doen". Het is de borderliner die nu woest komt aangestormd. Gisteren had ze de groep nog als haar intiemste vrienden beschouwd. “Jullie zijn oude kaas! Weg ermee!” zet ze haar onbegrijpelijke toorn nu kracht bij. Angstvallig zoekt ze steun bij haar bipolaire ploeggenoot die graag mee piekt op de wisselende nukken van zijn vriendin. "Ik zie het inderdaad niet meer zitten voor de dag van morgen" valt deze haar bij.
 
Een passant mengt zich in het gesprek. “Dames en heren. Waarom praten jullie niet met elkaar in plaats van oordelen over en weer te schuiven?” Ogen die elkaar aftasten. Na een korte stilte volgt een reactie.

“Die is gek!” klinkt het eensluidend.



zondag 24 juni 2012

EVERGREEN





'Boink!' Een kletterend kabaal volgt als ik met mijn blauwe mandje de Evergreen reclamezuil omstoot. Rozijnen, appel-peer of chocolade. Drie smaken die ik mag testen voor de prijs van twee lees ik op de poster die nazwiept op een ijzeren standaard. Een parade van kartonnen dozen. De bonte keuze ligt nu voor het oprapen.


Ik kijk verontwaardigd naar de nog niets vermoedende jongen naast mij. Verbaasd haalt deze de dreunende doppen van z´n oren. Een vragend knikje. Ik knik terug, maar dan richting de ravage die zich voor mijn voeten heeft uitgestort. 

Hij draait zich om naar de kleurrijke chaos. Ik wijs streng naar de tas op zijn rug. Snel en behendig bukt de jongeman zich om de dozen één voor één weer tot een toren te dwingen. Een ongemakkelijke lach siert zijn mond. Edoch een mooie lach. Ik voel ruimte voor een relatie. Een one-night-stand mag ook. Hij ziet dat anders, want er volgt geen enkele sympathie van zijn kant als ik uitdagend mijn lippen voor hem tuit. Wellicht is hij verlegen. Studenten. Met zijn prestatiegebonden beurs heeft hij vast iets anders aan zijn hoofd. Daar wil ik mijn tijd niet aan verdoen.



Snel baan ik me van de Evergreen richting kassa. Een macrochaotisch stel heeft juist voor mij alle bewuste keuzes op de band uitgestald. Ongewassen fruit, boerenmelk en broccoli rechtstreeks van het land schuiven langzaam richting de jute tas van een onopgemaakte, gebrilde dame. Hij trekt zijn portemonnee om te betalen. De über-seksistische rolverdeling heeft zich dus toch ook in de groene mens ingevreten, realiseer ik me. De ASN-pas glijdt soepel in de gleuf van de machine. Een biologisch afbreekbare pas heb ik ooit ergens gelezen. En het proces lijkt zich nu ter plekke in te zetten. Het apparaat hapert. De cassière geeft een paar harde tikken, waarna de kassabon eindelijk wordt uitgespuugd.

Mijn beurt. Na iedere piep van de scan verdwijnen de producten in mijn tas. Het net met perssinaasappels volgt als laatste. Een scheurtje in het groene gaas, zie ik als de juffrouw me al toeroept.

'Tweeëndertig euro vijfenzestig' schrik ik bij het horen van het eindbedrag. Dit getal. Niet biologisch afbreekbaar, verzuchten mijn gedachten. Ik betaal en spoed me naar buiten. Naar mijn snelle Altra. Huismerk van de fietsspecialist, maar de ketting loopt gesmeerd. Het kost me zeker vijf minuten om de boodschappen op mijn rijwiel te binden. Het rubber op de bagagedrager te forceren tot een gordel voor mijn plastic Albert Heijn tas.

Gehaast door de meedogenloosheid der tijd scharnieren mijn benen in de vijfde versnelling. 'Subiet naar huis!', schreeuwt het inwendig . Maar veel tijd krijgt mijn manie niet. Vijftig meter verderop kruip ik op m´n knieën over het fluisterasfalt om de sinaasappels bij elkaar te rapen. Één, twee, drie… Hoeveel vruchten gaan er in zo’n verdomd netje? Mijn panty´s ademen teer als ik via het Zeer Open Asfaltbeton de stoeprand aan de overzijde nader. Daar staat een jongen. Ik hijg. Dertien oranje ballen liggen in de kom van mijn rok als ik naar hem opkijk. Dreunende doppen die hij nonchalant afneemt. 'Kan ik u helpen?', vraagt hij met een Goddelijke glimlach. Zijn rugzak plaats hij naast zich op de grond en hij reikt mij zijn hand. 'Graag!' zucht ik met een aanbiddende dank...