woensdag 21 oktober 2015

Ménage à trois




‘Een ménage à trois dus?!’ Nee, zo ligt het niet, beantwoord ik met zelfverzekerde trots de ironie op de spottende smoelen in de mij omringende feestelijke kring. ‘Soms is er in het hart gewoon ruimte voor twee’, nuanceer ik met een overtuiging die mij sinds een aantal maanden zelf ook verbaast. Ik voel hoe de in het brein gesleten grondbeginselen van monogamie als tektonische platen in de krappe ruimte wringend een weg zoeken op mijn woorden. Mijn liefdesleven het epicentrum van de krakende gewetenscrisis die nu lijkt te ontstaan in dit gezelschap van de brave moraal. ‘Gelijkwaardigheid. Dat is het toverwoord’, oreer ik, terwijl ik de Verdejo met souplesse in mijn kristallen bokaal doe kolken. ‘Gelijkwaardigheid’. Het is het woord dat uitgesproken door mijn nieuwe liefde klinkt als de poort naar een nog onontsloten paradijs.

‘Gefeliciteerd!’ Over de schouder van de gastvrouw die ik met zoenen begroet, ontwaar ik dezelfde gezichten als een jaar weleer. Met nieuwsgierigheid verpakt als interesse word ik ontvangen door het voor mij tot vorig jaar nog onbekende publiek. ‘Mijn geliefde?’, beantwoord ik de zoekende blikken speurend achter mijn rug. ‘Verhinderd’, zeg ik naar waarheid, mij baserend op de laatste appjes met foto’s die pijnlijk getuigen van een gelukkig koppel elders in de stad. Gelijkwaardigheid is koorddansen op de scheidslijn tussen empathie en openheid, houd ik mezelf voor. Onze wederzijdse liefde mijn balans. ‘Natúúrlijk hadden we hier graag samen willen staan’, klinkt de toevoeging die meer aan mijn eigen wens lijkt te zijn ontsproten. Ik nip aan de Verdejo. Het stukje kurk dat meekomt, voelt als een boei waar mijn geloof op kan drijven. ‘Gelijkwaardigheid’. Het is het woord dat uitgesproken door mijn lief klinkt als een belofte naar een nog altijd onontsloten paradijs.

Ik overhandig mijn cadeau met drie snelle zoenen. Hoe verplaats ik me ongezien door het weer een jaar ouder publiek? Mijn vlucht beweegt zich met een boog om de kliek naar de tafel met borrelhapjes en snacks waar ik me een tijdje weet te verschansen tussen de afgeprijsde Stegeman en een Palet de Chèvre, lees ik op het kaartje. ‘Is je lief er niet?,’ overhandigt een verjaardagsganger mij een glas Verdejo. Mijn hand houdt de kaasstolp zorgvuldig gesloten, omdat het gezegde leert dat het pas gaat stinken als je de onderliggende waren ontsluit. Ik hoor mezelf verdedigen waarom we nog steeds niet bij elkaar slapen. Het heeft iets te doen met de andere partner voor wie dat zwaar valt. Het in rust delen van de intimiteit van de nacht is toch zeker iets anders dan het ongeremd botvieren van onze lusten tijdens de vaste rendez-vous overdag, zeg ik alsof aan het quasi filosofische gehalte sympathie kan worden ontleend. Of ik me hier in kan vinden weet ik niet meer en eigenlijk ontgaat me na tweeënhalf jaar nu zelf ook het waarom. Maar ik spreek met respect, al mijd ik zorgvuldig het woord gelijkwaardigheid. Het is een woord dat uitgesproken door mijn lief inmiddels klinkt als een gouden ketting naar een misschien wel eeuwig onontsloten blijvend paradijs.

Als onverbeterlijke laatkomer vind ik mijn komst in een kamer vol verjaardagsvisite. Mijn met zorg verpakte boek drop ik op een verkreukelde stapel cadeaupapier. Het laatste jaar heb ik me ontiegelijk bekwaam gemaakt in het vermijden van vragen die mijn laatste restje vertrouwen konden ondermijnen. Maar voor deze gelegenheid heb ik me moed ingedronken. Ik vul mijn glas voor de zoveelste keer met Sauvignon Blanc die ik steevast, en intussen als een Daffy Duck imitator, Verdejo blijf noemen. Vandaag houd ik me staande, beloof ik mezelf in mijn dronken oprechtheid. Ik meen dat er links van mij naar mijn lief geïnformeerd wordt, maar in het delirium van de waan laat zelfs mijn gehoor me in de steek. De menigte lijkt zich al lang niet meer te interesseren voor een ménage à trois. De continentale aardkorsten van het brein zijn weer gaan liggen en de enige aardverschuiving die zich heeft voorgedaan, is het ontstaan van mijn eigen geïsoleerde eiland in mijn ziel. Een schrale vlakte. Een geërodeerd vallei waar slechts passie wilde bloeien. Waarom zou men ook een tweede maal zaaien wat thuis al geoogst is? Waarom elders nog eens aanhaken als je je in de eigen stede al kunt nestelen in eeuwige verbondenheid? ‘Gelijkwaardigheid’. Het betekende begripvol blijven knikken naar de burcht van het huwelijk vanuit het verborgen torenkamertje dat naar believen van het slot werd ontdaan.

‘Gelijkwaardigheid!’, bral ik alsof ik mijn herwonnen vrijheid er nog eens mee wil bezegelen. In een laatste triomfpoging sleep ik mijn wankel gemoed naar de tafel met kazen. Ik licht het glazen deksel tot een dampende waarheid me tegemoet walmt. Met een willekeurige greep maai ik tussen de gezellige sauzen. Mijn laatste weerwoord knijp ik in woest krullende curryletters op de Camembert: Een ménage à trois, ça n exciste pas!

zondag 27 september 2015

Weerzien met Medusa



De koningin van de groep komt op me af. Met argusogen nagestaard door een vaste delegatie die zich al de hele avond om haar heen heeft geschaard. Mijn naam wordt met duidelijk articulerende lippen door het achtergrondkoor getaxeerd. “Bitch”, zie ik drie dames eensgezind playbacken. De leidster nadert mijn danscirkel. Met majestueuze verfijning word ik gevorst. “Het gevaar bevindt zich weer dichtbij”, klinkt haar stem als een persoonlijk welkom dwars door de beat heen. Haar hand streelt steels de mijne. Pakt ‘m vast. Knijpt even ter manifestatie van haar boodschap. “Lazarus?”, vervolgt ze met een blik op het glas Prosecco in mijn hand. Ik beantwoord het wederzien met een ongestoorde voortzetting van mijn dansmoves. Haar uitgestrekte arm reikt me een halve liter flesje Spa Reine. Ik neem een slok. “She gave me water”, gaat het door me heen en ik realiseer me dat zojuist de hiërarchiebepaling heeft plaatsgevonden. Dansend mijn plaats bevochten. Met één slok verloren.  

De drie gratiën hebben zich inmiddels een weg door de menigte gebaand. Als bodyguards geposteerd om de hoogste in rang die haar gedroomde triomf viert met een brede grimas. Ik word voorgesteld. “Pleased to meet you. I hope you guessed my name”, prevel ik de Stones, refererend aan de aan mij toegekende naam die ik een paar minuten eerder al liplezend gewaar werd. Handen worden geschud, begeleid door een glimlach waar het venijn zuur doorheen bijt. De krabbenmand. Zo leerde iemand mij. Mannelijke krabben helpen elkaar over de rand. De andere sekse daarentegen laat zich geen kans ongemoeid de ontsnappende ander met scherpe scharen terug te trekken. Ik heb geen Discovery Channel nodig om te weten dat het waar is. But what’s puzzling me is the nature of this game, klinkt de onvervalste melodie die in mijn gedachten zingt.

De koningin. Het is de derde ontmoeting met de vrouw die mijn gewei graag aan haar overwinningswand had gespijkerd. De vrouw door wie mijn afwijzing al twee maal eerder synoniem werd verklaard aan een door mij ontwikkelde bindingsangst. Een geveinsde diagnostiek die haar verlies beter past. Haar strategie ook zakelijk een succes. Ze groeit. Ze is een rijzende ster. Haar omgeving de munitie om haar doelen te bereiken. Een ongevaarlijke vuurlinie, verloren zonder gezagvoerster. Knechtjes waarvan de loop hol klinkt. “Plop!”

“Dan zou ik een dierenasiel opgezet hebben.” Het is een antwoord wat ik het politieke beest toedicht in een toekomstig interview in EenVandaag. Gevoed door de zeehondenogen van het soldaatje naast mij. “En wat brengt jou hier?”, vraag ik de groenste van het legioen. “De liefde”, dweept ze richting de meesteres waarvan verborgen in de menigte haar hand mijn billen streelt. Mijn medelijden vertaalt zich in een vriendelijk gesprek, dat door Hare Excellentie al snel de rug wordt toegekeerd. Toenadering nu ook door een tegen de kou geklede brunette. Haar in leer gestoken handen klemmend om een glas bier. Een blik van verstandhouding ontdooit de weg over en weer. Een uitdrukking die ik versta. Niet alleen mijn naam troont de nominatielijst. Onder de begeerde prooi prijkt ook de hare.

“Ik ben gewaarschuwd op te passen voor jouw type”, biecht de bruinharige met een omzichtige knik naar achteren. Argeloos glijden mijn ogen langs de Medusa met de breed bemeten kaak. De omvang van het scharnier doet me nog altijd geloven dat hier haar ego zetelt. Ik zoek een uitvlucht in de nachtelijke lucht, waar zelfs de volle maan zich een weg door de sluierbewolking lijkt te willen huilen. Met een teug sla ik de laatste bubbels achterover. Verbluffing maakt plaats voor een hilarisch besef. Mijn gelaten grijns slaat om in een duivelse lach als ik met prangende vinger naar de stadse klok wijs. “Ik moet snel gaan”, verkondig ik mijn plotselinge vertrek. Het opgespaarde festivalplastic stapel ik als mijn laatste wisselgeld in haar geschoeide hand. “Pssst”, klinkt het als ik me nog één maal samenzweerderig voorover buig tot haar oor. Ik houd de spanning nog even in ere, alsof ik mijn geheim liever met niemand had gedeeld. Maar dan uit zich wat ik nog nooit eerder wist te bekennen: “Om middernacht, mijn lieve kleine soldaat, verander ik in grote smurf!”